05 - Hautes-Alpes (regio: Provence-Alpes-Côte-d’Azur)
Departement Hautes-Alpes is een exemplaar met veel dunbevolkt hooggebergte. We komen nummer 5 binnen via de D902 in het noorden en we trappen meteen maar af met Col du Galibier (2642 m). Prachtig! Ongelooflijk dat sommige wielrenners in de Tour de France het er zo makkelijk uit laten zien. Nee gekheid; chapeau voor al die wielrenners die deze berg veroveren. Voor de automobilist is het “attention” met al die fietsers en motorrijders die in dit hele gebied aan het slalommen zijn. Dat laatste doen natuurlijk ook de wintersportliefhebbers even verderop als we verder rijden via Col du Lautaret op de D1091 naar Briançon, in bijvoorbeeld Serre Chevalier. Dit wintersportgebied ligt weer naast nationaal natuurpark des Écrins, een juweel van een park met gletsjers en bergtoppen van rond de 4 km hoog. Barre des Écrins topt het hoogst met 4102 m.
Noordoostelijk en gedeeltelijk langs de grens met Italië, ligt het andere schitterende natuurpark wat 05 rijk is en dat heet Queyras.
Briançon (1330 m.) is de op één na hoogst gelegen stad van Europa, maar wel de hoogste van Frankrijk en echt een verplicht nummer als je toch in de buurt bent. Het behoort tot de wereldvestingwerken van bouwmeester Vauban (die naam die je overal tegenkomt en dan weet dat het verdedigingswerk èn indrukwekkend moet zijn). De stad is dus omringt met die forten en muren. Ik heb daar in 2004 genoten van een apéro pastis op een hooggelegen terras, terwijl we uitkeken over de twee torens van de bijzondere église Notre Dame et St. Nicolas en de rest van Briançon. De zon verdween langzaam achter die machtige bergen.
We bivakkeerden toen op de eenvoudige camping l'Isle du Rosier in Val-des-Prés, iets ten noorden van Briançon in de prachtige Vallée de la Clarée. We stonden mooi aan een kiezelstrandje, die langs het riviertje liggen. Ik weet dat je er lekker kan wandelen, maar het meeste in dit majestueuze gebied, hebben we ontdekt per auto, omdat we nog maar een klein weekje hadden daar, nadat we al twee weken hadden getoerd in Italië. We bezochten onder andere Cascade (waterval) de Fontcouverte via Névache langs de D3017 en Glacier Blanc (gletsjer) via Vallouise (ook geweldig wandelgebied) en Ailefroide (D9941 en D 204).
Iets ten zuiden van Briançon vind je het strategisch gelegen dorpje Saint-Martin-de-Queyrières, dat met de brug over de Durance ooit een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van dit gebied. De mooie, oude gevels en de arcaden waar vroeger werd gehandeld en de Église St-Martin maken het de moeite waard om er zeker even rond te kijken. Vanaf de oriëntatietafel Belvédere du Pelvoux heeft men een mooi uitzicht op het dal van Vallouise en een deel van 't Massif des Écrins.
De D902, die bij Col de Lautaret opgehouden was, komt bij Briançon weer tevoorschijn om in zuidoostelijke richting over de col d'Izoard (2360 m) te gaan. Deze bergpas vond ik ècht klasse om te zien en te rijden. De top aan de zuidzijde is rotsachtig en kaal (Casse déserte) en daar ben ik gek op. Net zoals ik van woestijnen hou, geen idee aan welk vorig leven ik dat overgehouden heb. De legendarische wielrenners Coppi en Bobet (Ik ben echt wel Tour-gek) worden ook geëerd aan die kant.
Daarna gaat de D902 door naar Guillestre, maar ik ga eerst nog even naar St. Véran, het hoogstgelegen bergdorp van Europa volgens de Fransen, maar dat schijnt op twee dorpen na, waar te zijn. Hier kan je mooi wandelen, dus hier ga ik vast nog eens wandelen in Tweeduizendzoveel. Er is nog zoveel te doen voor me. Er zijn bovendien nogal wat meer mooie wandelgebieden in de valleien van de Hautes-Alpes, zoals: Vallée de la Guisane, Vallée du Drac Blanc, Vallée de la Durance, Vallée de la Cerveyrette, Vallée du Valgaudémer en Vallée de l'Aigue Agnelle.
Na Guillestre (bijzondere gotische kerk met opmerkelijk leeuwenportaal) komen we aan in Embrun en bij het Lac de de Serre-Ponçon. Lang geleden ben ik hier langsgereden en zag het intens blauwe stuwmeer diep beneden me liggen.
We vervolgen de N94 van Embrun naar departementale hoofdstad Gap, waar ik waarschijnlijk nog nooit uitgestapt ben, want ik kan me er niets van herinneren. De zon schijnt hier 300 dagen per jaar, dus dat ga ik ook zeker nog eens onderzoeken. Napoléon is hier ook geweest in 1815, maar dat was niet om te winkelen of een terrasje te pakken. Anno nu, is Gap daar heel geschikt voor.
Als je de interessante Route Napoléon naar het noorden pakt, dan kan je na een kilometer of 20 links af naar skigebied Superdévoluy. In 2001 heb ik daar voor het eerst en voor het laatst leren skiën met de hele familie, die dat bijna allemaal al konden. Mijn ouders waren toen 40 jaar getrouwd en mijn vader werd 65 jaar. Mooie gelegenheid, maar ikzelf heb gemengde gevoelens over wintersport. Het witte Franse berglandschap is geweldig mooi, La Joue du Loup (waar ons hotel en de skiliften waren) is mooi zolang het wit is en skiën is fantastisch (zolang je geen spierpijn hebt en niet valt). Maar ik heb een hekel aan kou, vallen, moeilijke skiliften (en dus vallen) en die ontiegelijk strak zittende skischoenen.....
We hebben niet alleen geskied daar. Het was al maart, dus minder sneeuw en gelukkig al lekker warm in de dalen. Bovendien was er nog meer geweldigs te zien.
We bezochten o.a. Corps (net over de departementsgrens) en de watervallen van Combefroide en Casset, helemaal in het noorden van Hautes-Alpes tot we niet meer verder durfden te rijden (gevaardlijk rood geaderde weg in mijn geliefde Michelingids). Ook deden we nog ‘n tochtje naar het nabijgelegen Défilé des Étroits en we hadden nog een mooi uitzicht op Pic de Bure (2708 m.)
Ik wil Laragne Montéglin in het zuiden van de Hautes Alpes nog even een eervolle vermelding geven. Het gezellige oude dorp doet al behoorlijk Provençaals aan en de naam klinkt als een dure wijn uit de Bourgogne of Bordeaux, maar dat is het niet. We deden wel een Provençaals rosé’tje daar op een terras. Lichtroze en het smaakte naar de lente!