20 - Corsica, deel 1

 

Juni 2023: Rob en ik vlogen op Bastia. Heerlijk aankomen op zo’n klein vliegveld. Als je de trap van het vliegtuig afloopt, ruik je al meteen dat je in een ander land, klimaat bent. Meteen in vakantiestemming, maar dat waren we toch al. Beetje opgewonden zelfs, want wat waren wij ontzettend nieuwsgierig naar Corsica. De afhandeling binnen was zo gepiept, maar bij de autoverhuurbalie was het druk. Dat duurde eeuwen. Enfin de mevrouw achter de balie, was kennelijk blij dat ik een beetje Frans sprak en gaf ons geen Ford Fiesta, maar een Citroen C3 mee, ook goed! De C3 en ik werden al gauw de beste maatjes. Fijne sterke en stoere auto. De krachtige motor hadden we hard nodig in de Corsicaanse bergen, maar dat ontdekten we pas de volgende dag. Aangezien we 7 km verderop rond 21 uur bij onze eerste B&B in Luciano arriveerden en op een heel kleine warme slaapkamer mochten slapen. Het uitzicht met het wegstervende licht op wat heuvels in de verte was fantastisch. De 2e B, het ontbijt werd ons niet aangeboden. Nou ja, het was een heel goedkoop dingetje, dus prijs/kwaliteit verhouding was eigenlijk dik in orde. Bovendien gingen we toch heel vroeg op pad, want Cap Corse stond op het programma en de volgende slaapplek lag bijna midden op Corsica in Venaco onder Corte.

Cap Corse steekt als een soort duim boven de rest uit en als eerste reden we op de D62 van de oostkust, naar de westkust, onderweg werden we al verrast door Col de San Stefano met prachtig uitzicht en Oletta. Via een kleine omweg reden we door voor San Michele de Murato, een mooi groen/wit kerkje. Gemaakt van een bijzonder groen (Serpentijn) en wit kalkgesteente wat op Corsica gedolven wordt en wat we daarna nog vaak tegenkwamen in de bergen. Na de relatieve rust op deze bergweg, was het in St. Florent aan de westkust behoorlijk druk. We konden nog net een P-plek vinden om ons even later op een terrasje terug te vinden voor een verdiend bakkie. Ook verkochten ze hier van die overheerlijke Franse sandwiches, welke ons ontbijt en lunch werden. Overigens viel me op dat je op veel plekken kan ontbijten op Corsica.

Na de drukte van St. Florent, vervolgden we rustig de slingerende, rotsachtige kustweg D80 naar Olmeta, Nonza (fraai plaatsje met mooie toren) en het ruige Punta die Canelle, dat met zijn kaneelbruine rots fraai afsteekt tegen de intens blauwe zee en lucht en het struikgewasgroen met veelkleurige bloemen. Via Pino reden we hoog boven Centuri, dat daar beneden met een haven ligt te schitteren. Prachtig! Daarna staken we door naar de oostkust, ondertussen bewonderden we de torens en molen, Moulin Mattei. Rogliano ligt beschermd tussen de bergen. Fantastisch plaatsje. Bij Macinaggio ontmoetten we de zee weer en zakten vervolgens af naar het zuiden. Na de ruigheid van de westkust, vond ik deze kant wat saaier (beter andersom doen), met als uitzondering Erbalunga. Steekt gedeeltelijk uit in zee en was voor ons een rustpunt (lees: terrasje) aan de oostkust. Je kan hier Elba zien liggen, waar kennen we dat eiland ook weer van?

Bastia zijn we heel hard voorbij gereden en dat komt, omdat het er druk was, we niet zoveel tijd hadden en ik sowieso grote steden liever mijdt. Want je kan in 2 weken tijd ook niet heel Corsica zien. Bovendien is een rondje Cap Corse al gauw zo’n 300 km en snel gaat het niet met al die heerlijke kronkelwegen. Na Bastia kan je op de T11 heel even 120 km/u en kon ik eindelijk de 6e versnelling uitproberen. Maar daar heb je verder weinig aan op dit bergeiland. Bij Casa Nostra namen we de T20 om redelijk soepel naar Ponte Leccia te rijden. Vanaf daar zijn we richting het zuiden afgeslagen om via Corte bij Venaco te komen, waarbuiten wij een appartement hadden gehuurd voor 3 dagen. Toch wel behoorlijk moe arriveerden we daar einde middag. Waren toch iets teveel kilometers en goeie indrukken van dit Île de la Beauté. Na een regenbui en een maaltijd op de bijbehorende gezamenlijke veranda, sliepen we als een roosje.

De volgende dag genoot ik van het uitzicht en de opkomende zon, voorbij de luiken en het kerkhof, dat achter ons appartement lag, vlakbij de Col de Bellagranajo. Vandaag stond Gorges de la Restonica op de agenda. Deze kloof inclusief 14 km lange doodlopende weg start in Corte. Deze universiteitsstad vond ik uitblinken in lelijkheid met hoge flatgebouwen in allerlei bruintinten, alleen de hooggelegen citatel is een plaatje. Enfin de kloof van de Restonica heeft een heel smalle weg en daar kneep ik ‘m een beetje, want je wil dan alles, behalve tegenliggers. Vroeg op weg dus en dan genieten van natuur op z’n best. Wat een prachtige groene omgeving, met lange bomen, vergezichten, grijze en groene rotsen, vogels, stilte, watervallen, sneeuw en hoge bergen. Het voelde geheel nieuw voor ons. Gelukkig hadden we inderdaad geen tegenliggers. Aan het eind van die 14 km mochten we een parkeerticket kopen voor 6 euro en werd je een plek tegen de kant gewezen, waar eenmaal geparkeerd, geen speld meer tussen te krijgen was. Ik zei al dat het smal was toch? Daarna mochten we gaan wandelen. Voor mij was het doel Lac de Melo op 1711 m. hoogte en misschien nog door wandelen naar Lac de Capitello. Helaas moest Rob al snel afhaken, wegens een beenblessure. Dus wandelde ik semi-vrolijk alleen verder, Rob achterlatend op een terras met mooi uitzicht. Ik genoot van de woest aantrekkelijke omgeving in dit Monte Rotondomassief van 2622 m. Al snel werd wandelen, klauteren en viel het me toch wat zwaar. Zelfs kettingen om je aan op te trekken en steile verticale stalen ladders. Enfin ik heb het op pure wilskracht gered tot aan het verlossende Lac de Melo, waar zelfs nog hier en daar sneeuw lag. Het was ook koud geworden inmiddels. Toch kwam de zon weer door toen ik daar foto’s maakte. Dat andere Lac kreeg mijn zegen. Ik moest ook nog terug! Dat is dus moeilijker, vooral als je moe bent. Ik heb me behoorlijk vergist in die “wandeling”, ik had het achteraf niet goed gelezen in mijn groene Michelingids. En de tijden die erbij stonden, klopten ook niet. Of ik word langzaam op m’n ouwe dag of op Corsica hanteren ze ook die bekende Franse afstanden en tijden. Ik heb ook een week lang spierpijn gehad by the way.

De volgende dag deden we het wat rustiger aan en zijn we via Vivario met blik op Fort de Pasciolo naar het oosten gereden op smalle weggetjes. Via Col de Morello reden we naar Aléria, waar we de Ville Antique wilden bezichtigen, maar ik vond het vanuit de verte niet veel voorstellen en ik ben ook een beetje verwend wat opgravingen betreft. Ook de moderne stad vonden we niet gezellig genoeg om wat te gaan lunchen. Dan maar via Google een restaurant opgezocht aan de kust en naar het Étang d’Urbino gereden met het gelijknamige visrestaurant. Dat pakte goed uit! Heel relaxt is het daar aan het zoutmeer, met een strandje, uitbuikbedden, leuk winkeltje en behalve het restaurant verder weinig. Meer heeft ’n mens soms niet nodig. Daarna terug naar Venaco via de T50, onderweg zagen we Pont Génois die grillige rotsoevers langs rivier Tavignano verbindt. In Venaco kregen we de gebruikelijke middagse regenbui weer, maar koud was het nog steeds niet. We hadden op de veranda mooie gesprekken met 2 Canadese dames uit Quebec. Dat is weer heel anders Frans!

Wordt vervolgd!