48 - Lozère (regio: Occitanië)

 

Nummer 48 van de Franse departementen is de dunst bevolkte van het hele vaste land. Het is er behoorlijk ruig en desolaat en daar hou ik van! Grote kalkstenen plateaus (Causses) worden hier doorsneden door rivieren die er soms wel 1200 m.  in zijn weggezakt. Het resultaat? Prachtige kloven (Gorges), grotten en rotsformaties. Als kind al was ik gek op Lozère. We kampeerden er al in 1964 en daarna ben ik er zeker nog 7 of 8x geweest. De basis lag vaak in het uiterste zuidwesten in een plaatsje dat Le Rozier heet. Van daaruit kan je bijvoorbeeld omhoog wandelen naar de voet van Rocher de Capluc, iets lager gelegen bij de Corniche du Causse Méjean. Vervolgens mag je onder andere klimmen en klauteren op ijzeren ladders om bij de top van die rots te komen. Op de top heb je een adembenemend uitzicht op het bijzondere landschap en de rivieren de Tarn en de Jonte. Terug bij de voet kan je dan ook nog kiezen voor wandelpaden, die kilometers  bovenop de wanden van de kloof van die rivieren lopen, want met de auto kan je hier niet komen. Dat is namelijk het bijzondere aan deze Gorges, hier rijd je voornamelijk erin en niet erop. En dat heeft iets!

Als kind was het geweldig natuurlijk om te klimmen en te spelen met die Capluc en omgeving, maar ook toen ik ouder werd heb ik dat zeker nog 3x gedaan, want die rots werd een soort moetje. Al heeft het me wel een paar keer bijna het leven gekost.

In 1987 werden we overvallen door een pittige onweersbui en ik had als jonge hinde natuurlijk geen bergschoenen aan, maar wel hippe gympen, die totaal geen profiel hadden. Ik gleed opeens uit over een gladde rots en lag echt bijna honderden meters beneden in de Tarn. Ik kwam met de schrik vrij.

In 2015 kwamen we terug van de beklimming van de Capluc en besloten op zoek te gaan naar de twee rotsen Vase de Sèvres en de Vase de Chine die zich richting Le Truel bovenop de Gorges de la Jonte bevinden. De wandelkaart lag vergeten in de auto, maar ik was er jaren eerder ook al eens geweest, dus dat zou geen probleem moeten zijn. En in de verte zagen we de Vase de Sèvres al af en toe. Maar op de één of andere manier konden we niet dichterbij komen. Op een gegeven moment zagen we die Vase helemaal niet meer, maar wel heel in de verte en diepte Rocher de Capluc. We waren ver afgedwaald, zo niet verdwaald. De bewegwijzering was geheel volgens Franse slag. Het was inmiddels zo’n 35 graden C. geworden en ons (te weinige) water was al lang op. Rob kreeg hoofdpijn. Opeens zagen we  een geel bordje met “Descente difficile”, moeilijke afdaling, maar het moest wel de kortste weg naar Le Rozier zijn.

‘Laten we die maar nemen’, zei ik stoer, want ik ben niet zo gauw bang en hoe moeilijk kan het zijn?

Iets verderop lagen veren van een roofvogel, die kennelijk ten prooi was gevallen aan een of ander sluwer roofdier. Gieren cirkelden boven onze hoofden. “Difficile”, was deze keer toch echt bedoeld als heel moeilijk, want we moesten zelfs op onze kont naar beneden kruipen. Het was echt gevaarlijk af en toe, maar we hebben het gered. Uren later hebben we de cafébar in Le Rozier compleet leeggedronken ;-)

Dat het desolaat is hier, wil niet zeggen dat er niets is, want zeker langs de kloof van de Tarn wemelt het van de bezienswaardigheden. Primitief is het soms wel, want aan de overkant heb je nog afgelegen gemeenschappen, die het moeten hebben van kabelbaantjes over de rivier voor hun boodschappen.

Trek een dag uit voor een tocht vanaf Le Rozier langs de Gorges de la Jonte. Dat is volgens mij de beste richting met de mooiste uitzichten op respectievelijk Les Terrasses du Truel (gierenpopulatie), Roc St. Gervais, Grotte de Dargilan en gezellig plaatsje Meyrueis. Daarna mag je kiezen of je dwars over de Causse Méjean naar Aven Armand (grot) en Ste. Énimie gaat of je rijdt via Chaos de Nîmes le Vieux (enorme en grillige rotspartijen) naar het leuke en gezellige plaatsje Florac (ook een kampeertip!). Van Florac uit volg je dan weer de Tarn richting Ste. Énimie dat ook weer een zeer bezienswaardig middeleeuws plaatsje is. De 50 km lange kloof begint bij Ispagnac. Verderop in de kloof vind je diverse hele en halve Châteaux, Cirque de St. Chély (op z’n mooist te zien als je vanaf de Causse Méjean komt aanrijden), Cirque de Pougnadoires, Les Detroits, Pas de Soucy (enorme keien, die een keer naar beneden zijn gestort en de rivier blokkeren), diverse rotsen, steile bergwanden, tunnels, mooie dorpjes. Je raakt niet uitgekeken. Ook erg leuk om per kano te doen by the way. Dit gebied zit echt in mijn hart en ik vind deze Gorges nog de mooiste in vergelijking met die van de Ardèche en zelfs de Verdon!

Dit is nog maar een klein hoekje van de Lozère. Er is nog meer natuurlijk, zoals een gedeelte van het nationale natuurpark de Cévennen.

Dat gedeelte ligt in het zuiden van Lozère, waar de Corniche des Cévennes (mooie groene route) gedeeltelijk op de grens loopt. Ook op die grens ligt Mont Aigoual, waar ik in 1998 letterlijk tegen een flinke en koude noordenwind aan leunde op 1567 m. hoogte. De weg er naartoe en het uitzicht bovenop zijn fenomenaal.

De hoogste berg (1699 m) van dit departement ligt meer naar het noorden in het oosten (midden) en heeft een naam die ons bekend voorkomt, Mont Lozère.

Bij Florac in de buurt doen we ook nog een rondritje over kleine witte Michelinweggetjes, eveneens in 1998. Dat levert ook weer fraaie landschappen en plaatjes op, zoals de mooie gefortificeerde kerk van Bédoues, die veel groter is dan het dorpje zelf. Bij La Vayssière ligt een groen maanlandschap met brokken steen. De waterval bij Rûnes is prachtig. We zien compleet verlaten dorpjes en gelukkig ook nog een schattige bewoonde, Barre-des-Cévennes. Daar kunnen we ook paardrijden in de fantastische heuvels en dat doen we dus ook.

In St. Laurent-de-Trèves gaan we op zoek naar dinosauriërs, tenminste naar hun pootafdrukken, die hier al heel lang geleden in de aarde zijn geprint. Bijzonder!

Vanaf Florac nemen we de N106 noordwaarts en belanden in Mende via de mooie Col de Montmirat, zeer geliefd bij racefietsers.

Hoofdstad Mende ligt op circa 1050 km van mijn woonplaats en ligt helemaal in het midden van nummer 48 aan de rivier de Lot. Het moet een fijne plek zijn die al in de oertijd bewoond werd, gezien de archeologische vindsels, maar ik ben bang dat ik er alleen maar diverse malen doorheen ben gereden en daar niets van gezien heb. Er is onder meer een mooie kathedraal, een prachtige smalle brug over de Lot en een middeleeuwse binnenstad. Op mijn to-do-list dus!

In het oosten langs de departementale grens en de D906 boven Villefort is een meertje en daarboven het versterkte, prachtige dorpje La Garde-Guérin, een bezoekje waard. Evenals het vlakbij gelegen Belvedère du Chassezac en die naam staat garant voor een geweldig panorama over de kloof van de Chassezac.

In het noordoosten vinden we Lac de Naussac, een meer van bijna 11 m2. Heerlijk om te watersporten en te luieren in de zon. Het naastgelegen Langogne is een aardige plaats, waar ik toevallig tegen een marktdag aan liep. Vrij groot en er werd hier zelfs levend pluimvee aangeboden, niet dat ik daar nou zo van gecharmeerd ben.

In het noorden domineert het rustgevende landschap van La Margeride, met heuvels, bossen, heidevelden en rivieren. In Ste. Eulalie is een Europees reservaat voor bizons (Wisenten). En van noord naar zuid loopt hier de A75, iets minder rustgevend, maar het schiet wel op als je haast hebt ;-)

Halverwege tussen Aumont-Aubrac en Marvejols (mooie stadspoorten en dito binnenstad) ligt een wolvenpark “du Gevaudan” en deze is te bezoeken.

In het westen vind je onder Nasbinals mooie wandelpaden, bergmeertjes en de grot èn 30 m. lange waterval van Déroc, die van onder en vanaf een uitzichtpunt te bekijken is.

Lozère, daar krijg je toch nooit genoeg van?