84 Vaucluse (Provence-Alpes-Côte d’Azur) - Deel 1
Het kleurrijke departement Vaucluse is zo heerlijk divers, dat ik daar ook minstens 7x geweest ben. Het wordt bijeen gehouden door de Rhône in het westen, de Durance in het zuiden, de oude Romeinen en de Mont Ventoux in het noordoosten en zuidoostelijk door het Parc Régional du Luberon.
Laten we starten in het noordwesten bij Bollène, dat ik altijd associeer met de Ardèche, maar dan zouden we de Rhône hier moeten oversteken en dat doen we niet.
We rijden zuidwaarts richting Orange en onderweg komen we langs het plaatsje Mornas dat aan de voet ligt van een steile rots met daarop een middeleeuws fort uit de 9e eeuw. Hier hebben we in onze jeugd nog wel eens gekampeerd in de Paasvakantie op een eenvoudige camping. Hier vermaakten wij ons in de kantine rond een grote open haard, met kerels en hun sterke verhalen. In de dennenbossen rondom hielden we gevechten met kneiters van dennenappels. En we klauterden rondom het fort, totdat dat niet meer mocht. Zal wel tijdens de restauratie vanaf 1977 zijn geweest, dat het verboden toegang-bord werd neergezet. Tegenwoordig staat hier een 4-sterren camping met zeer kleurrijk zwemparadijs plus alle toeters en bellen. Ik mag graag denken dat mijn jeugd meer speels-creatiever was dan dat dat nu het geval zou zijn. In het nabijgelegen Orange werd uiteraard het prachtige oude Romeinse theater en Arc de Triomphe bezocht. Willem van Nassau erfde in 1544 deze stad van een neef en toen werd plots Willem van Oranje ‘geboren’. Al was deze Willem meer bekend onder de naam ‘de Zwijger’.
Nog iets verder naar het zuiden treffen we Châteauneuf-du-Pape compleet met kasteelruïne. Niet zo heel bijzonder, behalve dan de beroemde wijn die hier vandaan komt. Maar er zijn nog betere wijnen gemaakt in deze Côtes du Rhônestreek, naar mijn smaak dan. Ten oosten van Orange heb je een gebiedje in en rondom Les Dentelles de Montmirail (een bergkammetje van max. 750 m hoog met opvallende uitstekende rotspunten). Hier wemelt het van de wijngaarden en klinkende namen, die je geproefd moet hebben. Wat dacht je van Beaumes-de-Venise (zoete dessertwijn van Muscat), Vacqueyras en Gigondas (beiden horen tot het zware rode segment). Maar ook de ‘gewone’ Côtes du Rhône wijnen zijn heel prima. Mijn voorkeur gaat toch vooral uit naar Côtes du Rhône Villages ‘Plan Dieu’ of ‘Cairanne’. Maar beter dat je dit allemaal zelf gaat proeven, dat kan daar bijna overal, waar ‘Dégustation’ op een bord of op de deur staat.
Camping Le Bosquet in het gezellige Maulaucène is een prima uitvalsbasis voor dit gebied. Het kan hier enorm druk zijn i.v.m. wielrenners die de Mont Ventoux willen bedwingen. In eveneens gezellig Bédoin zijn nog veel meer overnachtingsplekken en daar kan het dus ook heel druk zijn.
In 1989 kampeerde ik nog in St. Marcellin-les-Vaison aan de rivier Ouvèze in april. En dat was prachtig, totdat de Mistral op kwam zetten. Dan is het in april echt te koud om in een tent te bivakkeren. In 1992 deden we het hier begin september nog eens over. Twee weken later is deze en nog wat andere campings overstroomd door een noodlottige combinatie van storm en slagregens in het zuiden. Er zijn tientallen mensen omgekomen. Gruwelijk moet het geweest zijn en bizar om te bedenken, dat je daar onlangs nog stond.
De Romeinse brug in Vaison-la-Romaine, dreigde meegesleurd te worden door het zwellende rivierwater. De brug werd slechts in zijn borstwering aangetast. Overigens is dit ook een fantastische middeleeuwse plaats om te bezoeken, ook door de vele Romeinse opgravingen alhier.
Le Mont Ventoux is een mythische kale berg uit de Tour de France en ligt bijna als een 1909 meter hoge puist in het omringende landschap, waardoor deze soms wel al op 100 km afstand te zien is. Hier worden heel wat gevechten geleverd door wielrenners, al of niet meedoend in de Tour de France. Één Tourrijder is dat in 1967 fataal geworden. Tommy Simpson’s monument ontsiert de berg. Ik zeg ‘ontsiert’, omdat men het kennelijk nodig vind om hier lege plastic bidons en andere rotzooi te deponeren. Het is een boeiende belevenis om die berg te bedwingen, fietsend zowel als lopend of met de auto. Die ouwe kleine Fiat Cinquecento van mij heeft de top ook gehaald in 2016. Het uitzicht is fenomenaal hier bovenop die kale. Vernoemd is de berg naar de wind die overal vandaan komt, waardoor het behoorlijk kaal is boven de boomgrens. De stormachtige naam van de col zegt ook alles: Col des Têmpetes. De meeste kans om deze berg compleet te zien is in de zomer. Want als er bewolking is zie je weinig en als er sneeuw ligt, en dat ligt er vaak, dan kom je de berg niet op. Dan mag je tot Le Châlet Reynard op ruim 1400 m hoogte en dan rechtsomkeert maken of naar Sault doorrijden.
Vanaf Sault pak je dan de D942 naar Gorges de la Nesque. Deze kloof schijnt ook heel fantastisch te zijn om te zien, maar dat is toch heel andere koek. Niet te vergelijken met elkaar. Daarna kan je doorrijden naar Carpentras, heb ik ook gedaan. Maar dat sprak me niet aan na al het natuurgeweld, dus ik ben, eigenwijs als ik ben, niet uitgestapt.
Ik heb nog zoveel meer over dit departement te vertellen, dus splits ik ‘m in tweeën…. Toedeloe!