20 - Rondreis Corsica, deel 2

 

Na 3 fijne nachten, namen we afscheid van het appartement in Venaco, dat we met zijn heerlijke restaurant en prachtige gele kerk met smalle toren, waar men per ladder omhoog moet om de kerkklok af te stoffen, zullen gaan missen. Vandaag deden we Col de Sorba met geweldige vergezichten en half wilde varkens, die gewoon over straat banjeren. Oppassen dus! Hier was het dat we voor het eerst de wilde Maquis roken. Dit typisch Corsicaanse struikgewas heeft een aardse, kruidige geur, die ik nog nooit ergens anders heb geroken. Lekker!  Bij Ghisoni namen we de D344 en reden door de nauwe rivierdoorgang, Défilé de l’Inzecca genaamd. Over Ghisonaccia aan de T10 en bijna aan de oostkust heb ik weinig te melden en bij Solenzara doken we gelukkig het binnenland weer in. De oostkust is wat mij betreft hier saai. We wilden bij Col de la Bavella de rood granieten naaldrotsen (Aiguilles) van de Bavella bekijken, helaas bleven die mysterieus verborgen onder te veel flarden mistige wolken. Desalniettemin een mooi gebied, want onder die mist hadden we wel zicht. Zonza passeerden we rond het middaguur en het was hier onwijs druk met mensen die aan het lunchen waren. Zag er wel heel gezellig uit, maar wij hadden net een picknick gedaan in de bossen van de Bavella. Vanuit Zonza reden we weer richting het zuidoosten, via Lac d’Ospedale, waar het heel druk was, maar we hebben er wel in de buurt even gewandeld tussen bijzondere rotsformaties. Camping Golfo di Sogno was voor 2 nachten ons doel bij Porto-Vecchio. We hadden daar een klein huisje gehuurd aan de kleine baai in de grote baai van Golfe de Porto-Vecchio. Op een enorme camping, maar wel met een leuk strandje en dito restaurant, waar we ons wel hebben vermaakt. Daardoor hebben we de 3 mooiste stranden van dit gebied nooit gezien. Porto-Vecchio zelf eigenlijk ook niet. Zullen we wat gemist hebben?

De dag hierna stond geheel in het teken van Bonifacio in het zuiden van Corsica. We waren er al vroeg, dus was er nog genoeg P-plek in de haven, waar we even gewandeld hebben. Altijd leuk om nog echte vissersbootjes te zien, tussen de grote luxe jachten en kleine pleziervaartuigen. We wilden zelf ook varen om Bonifacio in al zijn glorie op de kliffen te zien liggen. Tickets gekocht en toen was er nog tijd genoeg om rustig te ontbijten op een terrasje van het zonovergoten Bonifacio. Ontbijt was top! Het boottochtje ook. Maar wat zou ik niet boven op die kliffen willen wonen. Hoogtevrees ken ik niet, maar het lijkt me toch dat door erosie, die kliffen weleens afbrokkelen. Echt vlak op de rand staan de Bonifaciaanse huizen van de bovenstad. Schitterend om te zien natuurlijk, nog mooier dan de Normandische krijtrotsen! Ook de Escalier de Roi d’ Aragon, die schuin uitgehakt is in die rotsen onder de stad, was heel goed te zien. We kregen ook nog wat vissen voorgeschoteld (we hadden een boot met glazen bodem) en wat tropisch uitziende lagunes. Het water is bijzonder blauw en turquoise. Uiteraard was bij de haven het uitzicht op de citadel ook prachtig. Terug aan wal namen we de toeristentrein naar de bovengelegen citadel, omdat Rob te slecht ter been is. Normaal zouden we dat natuurlijk nòòit doen! Boven is het ook heel gezellig en kan je boven de kliffen, met loodrecht-naar-beneden uitzicht lunchen en drinken. Fantastisch! Als je van graven en kapelletjes houdt, is het zeemanskerkhof hier een aanrader, het lijkt wel een klein dorpje. Overigens kan je op heel Corsica van die familiegraven/kapellen tegenkomen, gewoon langs de weg, niet persé op een kerkhof.

De volgende dag begon weer heel vroeg, we hadden een pittige rit voor de boeg. We hadden een afspraak op de camping van Cargèse helemaal in het midden van de westkust. En we wilden onderweg nog wel het één en ander onderzoeken. Vanuit Porto-Vecchio namen we de D859 langs het vliegveld van Figari om even later op de T40 uit te komen. Hier werd het weer interessant om te rijden. We maakten een stop bij Rocher de Lion bij Roccapina, genoten van de weg naar Sartène en van de plaats zelf. Dit moet het meest Corsicaanse plaatsje zijn. Ik geloof het zomaar. We hebben een bakkie gedaan op een terrasje van de bakker tussen de locals. Karaktervolle mensen, die Corsicanen! Via Propriano reden we door naar Site Préhistorique de Filitosa. Rob liet ik weer achter op een terrasje en ik liep de zinderende warmte in van een plek met grote keien, waar ooit bewoning was plus een bult met rechtopstaande menhirs rondom. De menhirs hadden gezichten, waardoor ik moest denken aan mini-Paaseilandbeelden. De wandeling ging opeens de diepte in, over een bijna droogliggend beekje met kwakende kikkers. Ik kwam in een soort weiland terecht met een uitgesleten wandelpaadje dat weer heuvelopwaarts ging naar een enorme boom. Slechts onderbroken door een gigant van een cactus met gele bloemen, die je ook overal ziet op dit eiland. Rondom die grote brede boom stonden ook weer van die beelden. Daar voorbij kwam je op de prehistorische bouwplaats, waar men ooit de menhirs had uitgehakt en met minstens 3 oerman sterk had versleept naar de heilige boom en de bult. Er was ook nog een museum bij, waar je nog meer kon vernemen over deze bijzondere vindplek.

Eenmaal weer in de auto reden we verder naar het noorden en noordwesten en lieten we hoofdstad Ajaccio links liggen. Beetje spijtig wel, want hadden we niet alles over deze stad en zijn beroemde Napoléon willen weten? Ja misschien wel, dus zullen we nog maar een keer moeten sparen om Corsica nogmaals met een bezoek te vereren. Nu geen tijd, want er lag nog een stuk kronkelweg plus mooie kustlijn bij Golfe de la Liscia en bijzondere rode en gerimpelde duinen op ons te wachten. In Sagone hadden we dorst, dus terrasstop in dit leuke plaatsje. Even verder ligt dan Cargèse, waar we doorheen reden. Dit beloofde nog wat, want dit zag er ook super en vooral kleurrijk uit. Onze camping lag er voorbij op de Col de Torraccia. Hier hadden wij een Pod gehuurd. Dat is een half ovaal houten hok zonder water, maar met keukentje en koelkast. Gelukkig zat er airco in en stonden we in de schaduw, want wind was hier niet en de zomer was in volle gang. De Pod was inclusief een schattig eigen terrasje. Wel voor kleine mensjes, want Rob heeft diverse malen zijn hoofd gestoten in de deuropening en aan een dikke, kennelijk onzichtbare boomtak ;-)

Een nieuwe dag, betekende deze keer, rustdag, relatief dan. We hebben fleurig Cargèse verkent. Deze plaats is heel lang bewoond geweest door een Griekse gemeenschap, dat kun je bijvoorbeeld zien aan een Grieks Orthodoxe kerk die er staat tegenover de Rooms-Katholieke. Naar beneden wandelen langs het grote kerkhof en naar de haven, is leuk over die steile straatjes, maar je moet ook weer een keer naar boven. Poeh! De lunch besloten we aan het strand te doen en wel aan Plage de Pero, waar 3 leuke restaurantjes naast elkaar liggen. Wij kozen de meest rechtse en die was helemaal in Ibiza-sferen ingericht, met veel schelp-, verdronken hout- en macraméwerk. De ingang omzoomd met van die mooie rossige Tamarisken, die ik alleen ken van het Middellandse Zeegebied. Na de mossellunch, met een lekker wit wijntje erbij, waren we alleen nog maar Zen.

Uitgerust konden we de dag erna weer on tour.

Wordt vervolgd!