22 - Côtes d' Armor (regio: Bretagne)
Het zal 1972 geweest zijn, dat ik kampeerde in Ploumanach in Bretagne met mijn 2 broertjes, vader en moeder. Ik herinner me een vissershaventje, waar wij een krab en Coquilles St. Jacques kregen van een visser, die dit vanuit z'n netten op de kade had geworpen, omdat hij het kennelijk te min vond voor de verkoop. Op de camping kwamen we er achter, dat van het krabbetje, zich alleen in de pootjes iets eetbaars bevond. De jakobsschelpen vonden we intrigerend, met de sterke zwarte sluitspier en de waaiervormige schelp, die een bekend brandstofmerk inspireerde. Ze smaakten goed. Ook herinner ik me een ronde baai met grijs modderig zand, als het eb was, waar we kokkels en mosselen van de rotsen plukten. En de grillige roze rotsen, die herken ik ook nog wel. Nostalgie! Helaas heb ik er geen foto's (meer) van en als ik nu op internet rondstruin, ziet alles behalve de Côte de Granit Rose, er iets anders uit, dan in mijn herinneringen.
Ik denk dat er veel toeristen afkomen op de mooie goudgele stranden en indrukwekkende roze rotsen. Ploumanach is nu een wijk van de grote plaats Perros-Guirec en de vissershaven van Ploumanach is een jachthaven geworden. Maar het blijft een prachtplek om te bezoeken! Het is voor mij vanuit Gouda slechts ongeveer 925 km rijden, maar het weer moet wel meezitten.
Wandelen kan je ook heel fijn op le Sentier des Douaniers (anti-smokkelroute uit 18e-eeuw), onderdeel van de GR34, die loopt van Mont St. Michel tot aan St. Nazaire. Met de Corniche Bretonne (D988) pak je meteen Trégastel, diverse typisch Franse hunebedden, een menhir en mooie kustpanorama's mee. Sla je af richting Lannion, dan kom je in Pleumeur Bodou een Planetarium en het Cité des Télécoms tegen. Deze laatste is een interessant museum over 150 jaar communicatietechnologie. Iets ten zuiden van Lannion vind je twee ruïnes: Château de Coatfrec (15e-eeuw) en de Tonquédec (11e-eeuws, groot en groots met nog zeker 11 intact zijnde torens). Vergeet ook niet de eilandengroep en vogelreservaat Les Sept Îles (bootje pakken vanaf Perros-Guirec) en Île Grande (richting Trébeurden). En dan hebben we nu al een heel mooi stukje kust in het noordwesten van Côtes d' Armor gezien.
Côtes d' Armor op z'n Bretons is Aodoú-en-Arvor en betekent ‘kusten van het land aan zee’. Nummer 22 spreekt een aparte taal, doet daardoor niet echt Frans aan en je breekt je tong over verschillende benamingen, maar het is er echt wel interessant en dan vooral aan de kust. En die côte is 350 km lang. Dus vanuit Lannion nemen we de D786 richting het oosten en komen in Tréguier uit. Bij vloed ligt dit plaatsje aan zee, alleen wel aan een pakweg 10 km lange en heel smalle inham, ook wel riviermonding genoemd. Eveneens bij vloed verschijnt er ook opeens een jachthaven. Het getijdenverschil is enorm in Bretagne en ook dàt is prachtig om te zien in de meeste kustplaatsjes. Tréguier is beroemd om zijn gotische kathédraal Saint Tugdual met een opengewerkte torenspits, beestachtig mooie koorstoel en het graf van St. Yves (advocaat van de armen). Bij de kathedraal hoort ook een kloostergang met vele arcades en er is nog 'n klooster (Augustines) te bewonderen. De botanische Jardins de Kérdalo zijn ook een wandelbezoekje waard.
Verder naar het oosten ligt vissers- en oesterplaats Paimpol met haar eigen oester de ‘Paimpolaise’. Het klinkt als een dans, maar dat is het niet. Er bevinden zich ook vele restaurantjes, een jachthaven, een heus Quartier Latin (doolhof van straatjes) en veel vakwerk- en redershuizen. Drie km verderop in Kérity ligt Abbaye de Beauport aan zee, een historisch schitterend monument uit de 13e-eeuw. Een paar km ten noorden hiervan ligt Pointe de l' Arcouest, een ruig rotsig punt, vanwaar je een mooi zicht hebt op Île de Bréhat en vanwaar je ook kunt varen naar dit eiland.
We trekken verder over de D786 richting St. Quay-Portrieux, hoofdstad van de Coquilles St. Jacques, badplaats met zand- en kiezelstranden aan de Baie de St. Brieuc. Halverwege maken we een uitstapje naar Kermaria, dat een beruchte kapel (Kermaria-en-Iskuit) bezit. Bekend door een macabere dodendans, uitgebeeld op fresco's uit 1240.
St. Brieuc is de préfecture van departement 22 en ligt uitgestrekt midden in de enorme gelijknamige baai en is omringd door duinen, heide en kliffen, waaronder uitkijkpunt Pointe du Roselier. Huizen zijn er gebouwd vanaf de 15e-eeuw. Er is onder andere van alles te doen op sportief en culinair gebied. Vanuit de hoofdstad rijden we via de D1 naar het zuiden en Moncontour. Op een heuvel gelegen, middeleeuws en ommuurd is het een ‘Petite Cité de Caractère’ genoemd. Mooi!
Terug naar de kust. Via Lamballe komen we bij Pléneuf Val-André (enorme golfbaan) en Erquy aan (10 zandstranden, een kaap en een vissershaven), om door te gaan naar Sables-d' Or-les-Pins . De naam zegt het al: gouden zandstranden, dennenbomen, zee, zon....Zen! Men heeft hier overigens rekening gehouden met goede verhoudingen tussen bebouwing en natuur. Helemaal top!
Vanuit dit luilekkerland, loopt een smalle weg met prachtige vergezichten over zee naar Cap Fréhel. Die smalle weg heeft ons in 1991 een autospiegel gekost. Dader en bestuurder van de tegenligger, niet meer teruggevonden. Logisch, want die ging er als een zandhaas vandoor, nadat mijn toenmalige eega, brullend van kwaadheid uit de auto stapte! Enfin, het uitzicht op kaap Fréhel maakte een hoop goed. Je ziet ook het verderop gelegen Fort la Latte, dat we een jaar eerder hebben bezocht. De kust heet hier Côte d' Émeraude en inderdaad het water kleurt mooi groenblauw en steekt af bij het bruinoranje van de rotsen.
In het oosten van het binnenland schittert stad Dinan aan de rivier de Rance compleet met een slordige drie km aan stadswallen en kasteel on top. Bijzonder is de nooit afgebouwde asymmetrische basiliek en de vakwerkhuizen met puntgevels. Je voelt hier de eeuwenoude geschiedenis van onder andere leerlooiers en wevers. Dinan is een toppertje! Ook de moeite waard is Château de la Hunaudaye, een kilometer of 20 ten westen van Dinan. Één van de weinige keren dat ik in het binnenland van Côtes d' Armor ben geweest, waar veel rust, ruimte, groen en vee is te zien. Toch wel relaxt om daar door heen te rijden!
En als je dan bijvoorbeeld door het midden van 22 rijdt om naar het zuiden van Bretagne te gaan en je komt op een zonnige, warme dag bij Mûr-de-Bretagne, vergeet dan niet een duik te nemen in het Lac de Guerlédan. Bezoek dan ook maar meteen de Gorges du Daoulas en de resten van de abdij Bon Repos op de grens van dit departement. Je kan die twee combineren in een wandeling. Mûr-de-Bretagne is behalve het geografische centrum van west Frankrijk, ook een taalgrens, tussen het bijzondere Keltische westen en het Franse oosten. Je merkt het inderdaad aan de plaatsnamen die, rijdend naar het oosten, weer normaal Frans klinken.
Ik probeer al een paar jaar om weer eens die kant op te gaan, maar er komt telkens weer wat tussen (lees: het weerbericht). Het zal lukken!