61 - Orne (regio: Normandie)
Na een dag rijden van huis en met ongeveer 650 km onder de wielen, sturen we de rustieke camping van Bellême op. Dit gezellige plaatsje ligt bij het bomengroen van de Perchestreek (Belforêt-en-Perche) in het zuidoosten van departement Orne. We zetten onze oppomptent in 20 minuten op, steken de BBQ aan en Rob en ik zeggen “Proost” op une belle semaine in de binnenlanden van Normandië. En nu in ruststand!
Relatieve rust bedoel ik dan hè, want we gaan gewoon lekker relaxed op ontdekkingstocht in de streek. Dus de volgende ochtend, na ’n bezoekje aan de donderdagse markt in het karakteristieke middeleeuwse Bellême, stappen we op de fiets om de omgeving te verkennen. Het wordt een rondje kastelen en landhuizen uit de middeleeuwen, want daar houden ze hier wel van in de Perche. Net als van paarden (het stevige Percheronras). Bovendien ligt al dit moois hier allemaal binnen een straal van 15 km voor het oprapen en is het vrij vlak, dus pas difficile om te fietsen.
Ten zuidoosten van hier liggen de Manoirs La Gaubardière (eind 15e-eeuw) in Val-au-Perche, la Lubinière (15/16e-eeuw) en Langenardière (16e-eeuw) mooi te wezen in een zonnige, landelijke setting. In Ste. Gauburge ligt nog een pracht van een priorij uit de 11e-eeuw. In les Feugerets is dan weer een heus kasteel uit de 16e-eeuw te vinden op een landgoed van 30 hectare.
Ten oosten van Bellême liggen ook nog een paar landhuizen. Manoirs Lormarin (16e-eeuw) en het 15e-eeuwse Courboyer bij Nocé. Mooi hoor! Ten overvloede doen we ook nog het kasteel van Voré (18e-eeuw) en de manoirs van la Vove (15/17e-eeuw) en het 16e-eeuwse Pontgirard ten noordoosten van hier. Die laatste heeft ook mooie tuinen met leuke snoeivormen. Met zadelpijn en ondertussen toch wel een pietsie kasteelmoe fietsen we weer terug naar de camping.
De volgende dag is alweer zonnig met een klein wolkje, maar deze keer pakken we de auto en gaan richting het noorden. Mortagne-au-Perche is de eerste wat grotere plaats die we hier tegenkomen en daar lijkt het gezellig op de terrasjes. Koffie dan maar? Vanuit deze plaats rijden we naar het westen en belanden in prefectuur Alençon. Haar bijnaam is La Belle Endormie, oftewel De Schone Slaapster en dit verwijst met een beetje fantasie, naar het naaldkantwerk waar deze stad beroemd om is geworden. Het is ook één van de weinige steden in Normandië die vrijwel onbeschadigd uit WO II is gekomen. Toch is van het Château des Ducs uit de 11/12e-eeuw niet zo heel veel meer over, maar dat wat er nog wel is, is zeker de moeite waard. Verder heb je er een interessant stadhuis, basiliek, kapel (N.D. de Lorette), kerk (St. Léonard) en een bibliotheek van de Jezuïten.
Links onder Alençon, langs de departementale grens ligt St. Cénerie-le Gérei. Dit is een schattig dorpje (één van de Plus Beau Villages), dat ligt aan de rivier de Sarthe. Heel populair bij schilders en fotografen! Terug bij Alençon nemen we de D2 naar Carrouges, een leuke plaats met een kasteel, dat heel bijzonder, uit rode bakstenen is opgetrokken. We zitten hier midden in het Regionale Park Normandie-Maine en het voelt goed! Via een mooie groene route door het Forêt d’ Écouves gaan we weer terug naar onze tent.
Op dag drie trekken we nog een beetje verder naar het westen. We kammen hier de driehoek La Ferté-Macé (mooi meer), het art-déco Bagnoles-de l’ Orne-Normandie (kuuroord, kasteel en meer) en Domfront-en-Poiraie (kasteelruïne en toren met prachtig uitzicht, mooie kerk, paardenrenbaan) uit. We zitten nog steeds in hetzelfde regionale park en je merkt overal dat Orne vergrijst en dunbevolkt is, maar dat mag de vakantiepret niet drukken.
Op de vierde dag doen we Sées aan, ten noorden van Alençon. Deze plaatst bezit een schitterende kathédraal uit de 13e-14e-eeuw en ligt vlakbij de bron van de rivier de Orne. Vijf km naar het noordwesten bezoeken we het elegante en mooi gelegen Château d’ O uit de 15/16e-eeuw, dat door een vijver en park wordt omzoomd. Het kasteel van Médavy is ook heel jolie, maar steekt in een veel moderner jasje. Eentje uit de 18e-eeuw. Daarboven ligt Le Pin au Haras en hier bevindt zich de bekendste paardenstoeterij/fokkerij van Frankrijk. In Le Bourg St. Leonard bezoeken we nog maar eens een kasteel uit de 18e-eeuw.
In het noorden ligt Camembert. Hé, is dat niet van die wereldberoemde, overheerlijke witschimmelkaas, die je overal kan krijgen en kan maken? Klopt! Men was ooit vergeten het merk vast te leggen. Maar nu schijnt er een echte A.O.C. Camembert de Normandie te bestaan en de oorsprong ligt dus in dit vredige dorpje.
De vijfde dag wordt tot rust- en fietsdag in het iets noordelijker gelegen Fôret de la Perche gebombardeerd. Heerlijk!
Op de laatste dag bezoeken we Argentan in het mid-noorden. Ook deze plaats staat bekend om z’n kantwerk, maar we vinden het hier een beetje tegenvallen, op twee mooie kerken na. Vanuit Argentan pakken we de D15 richting het noordwesten. Na een klein stukje D229 en D329 zitten we weer midden in de natuur en vlakbij St. Philbert-sur-Orne. We parkeren en wandelen hier naar de top van Rocher d’ Oëtre om te genieten van een fantastisch uitzicht over de vallei, de Gorges de St. Aubert en het meanderende riviertje Rouvre. Maar rivier de Orne, is hier ook. Deze loopt hier een klein stukje langs de departementale grens, voordat deze dit 61e departement in slingert. Je zit hier zo’n beetje in het midden van een gebied, dat men ook wel Suisse Normande noemt. Geen idee waarom, want het is hier hartstikke groen en heuvelachtig laagland! Nou ja ok, Rocher d’ Oëtre is wel 118 m hoog en een beetje ruig. Enfin!