66 - Pyrénées Orientales (regio: Occitanië)

 

De trein reed op een ochtend in augustus 1981 het station van Perpignan binnen en wij (vriendin Simone, vriend Nico en ik) knipperden met onze ogen tegen het schelle licht van Zuid-Frankrijk, terwijl we uitstapten op het perron. Wat nu? “Het is zulk mooi weer hier, laten we maar proberen een camping te vinden aan de kust”, stelde ik voor. Zo gezegd, niet zo gedaan, want we waren moe en moesten in een vreemde stad op zoek naar vervoer. We hadden de afgelopen 20 uur zonder slaap per trein gereisd vanuit Nederland, via Metz naar het zuiden. Gewoon op de bonnefooi naar Sud-France. We hadden een slaapcoupé geboekt, maar die bleek dubbel bezet. Wij hebben tijdens de reis, de verhitte discussie hierover niet gewonnen! Enfin, het was wel gezellig in de trein en buiten het station vonden we uiteindelijk een bus, die richting strand reed.
In Canet-en-Roussillon riep iemand van de andere passagiers, dat er hier een camping was. Meteen besloten we uit te stappen. Op de betreffende camping bleek één plek vrij te zijn en die konden we delen met twee andere stellen, die we niet kenden, maar die ook een plek zochten. Ik was zo slim geweest om geen rugzak mee te nemen, maar wel roltassen, dus mijn armen en schouders hingen bijna op de grond van het gewicht van mijn tent en overige bagage. Ik kon ook echt niet meer verder. Dus we schikten ons op de vrije plek, die naast de kantine met flipperkasten etcetera gesitueerd was. Maar het zou nog heel gezellig worden met drie tentjes, vijf meiden en twee jongens op een paar vierkante meter!
In Canet-Plage huurden we fietsjes en heel optimistisch trapten we richting ´t zuiden, naar Collioure. Het is maar een ruime 20 kilometer fietsen langs een binnenmeer en langs de kust, maar het laatste stuk tussen Argelès-Plage en Collioure ging toch behoorlijk bergop. Het begin van de Pyreneeën dus en dat valt niet mee op zo’n kleine fiets. Het eerste deel van de rit was recht en wat saai, maar het laatste deel met de aanblik van Collioure maakte alles goed. Een gezellig en schilderachtig stadje aan de Côte Vermeille met haven, terrasjes, een kasteel, kapel, kerk en omringd door twee forten en iets hogerop in het zuiden Tour Madeloc. Die laatste heeft uiteraard een fraai uitzicht over het ensemble. De terugweg was op de fiets gevaarlijk snel in de afdaling!
De slingerweg de andere kant op langs de Côte Vermeille naar Port-Vendres, Banyuls-sur-Mer (bekend van de lekkere dessertwijn), Cap Réderis en Cerbère (grenst aan Spanje) is ook indrukwekkend en mooi om mee te maken. Maar daar kwam ik pas in 2002 achter, toen ik met echtgenoot 2 een paar dagen kampeerde in Argelès-Plage. De kust richting noorden herinner ik mij als vlak met mondaine badplaatsen, zoals Le Barcarès.
Préfecture Perpignan (1300 km vanaf huis) hebben we in 1981 uitgebreid onderzocht, al herinner ik er niet veel meer van. Ik weet nog iets van Le Castillet (14e-eeuws fort), een bijzondere kathedraal (St. Jean Baptiste) en een Palais des Rois de Majorque. Verder weet ik nog dat rivier de Têt dwars door de stad stroomt en dat ik hier in een restaurant varkenspootjes uitprobeerde… Iiieeuuuwwww!
Rivesaltes ligt boven Perpignan en hier maken ze ook al zo’n bekende dessertwijn: Muscat de Rivesaltes. Fort de Salses, hier weer boven, is ook de moeite waard. In Tautavel in het noorden van 66 vind je het Centre Européen de Préhistoire, een museum gewijd aan de Homo Sapiens van 450.000 jaar oud, die hier ooit leefden in grotten. Zeer boeiend!
Vanaf Tautavel zakken we weer naar het zuiden en bezoeken Forca Réal. Een bergje van 507 m hoog, maar met een uitzicht zo uitgestrekt…. fantastisch! Van de kust in het oosten tot aan het Massif du Canigou in het zuidzuidwesten. Genieten!
Bij Ille-sur-Têt vind je les Orgues. Geërodeerde rotsen staan als orgelpijpen in het landschap. Mij deed het denken aan een combinatie van Cappadocië in Turkije en het West-Amerikaanse Bryce Canyon (jaja, heel soms kom ik ook nog weleens ergens anders dan alleen in Frankrijk). Waanzinnig mooi dus! Ten zuidoosten hiervan ligt Castelnou gedrapeerd aan de voet van een 10e-eeuws kasteel. Een zeer gezellig middeleeuws dorp en zeker een bezoekje waard. Daarna slingerden we over heel kleine maar fraaie weggetjes (D48, D2, D12 en D84) naar Prieuré de Serrabonne. Dit is een schoonheid van een klooster uit de 11e-eeuw, omringd door bijna ongerepte natuur.
Eenmaal terug op de N116 reden we verder naar het westen en bij Prades glipten we zo ’t Parc Natural et Régional des Pyrenées Catalanes binnen. Prades is prachtig gelegen aan de voet van het Canigoumassief en even hier voorbij zetten echtgenoot 1 en ik in 1990 de tent op in Ria Sirach. De camping heet Bellevue en we hadden inderdaad een geweldig uitzicht over Prades en omgeving in de verte. De gigantische Pic du Canigou (2784 m) hebben we ook gezien, maar die hadden we meteen moeten fotograferen, want later hingen er altijd wolken omheen.
De nabije omgeving van Prades is super interessant, we konden ons hier uitleven op Abbaye St. Michel de Cuxa uit de 10e-eeuw met een imposante Romaanse toren met zogenaamde tweelingopeningen. Naar de verderop gelegen abdij van St. Martin-du-Canigou gingen we lopend. Deze 11e-eeuwse abbaye ligt op 1100 m hoogte in de buurt van de gelijknamige berg. Helaas gooide naderend onweer halverwege roet in het eten en hebben we deze nooit gezien. Jammer! Vestingstad Villefranche-de-Conflent met daarboven fort Liberia is ook een moetje op deze reis. Door Unesco op de Werelderfgoedlijst gezet is deze middeleeuwse Vauban-stad fantastisch om te zien en ook van bovenaf bij fort Liberia is er een bijzonder uitzicht.
We reden verder door de Catalaanse Pyreneeën (kan overigens ook per speciale trein) langs Olette en Mont-Louis. We maakten een omweg voor het prachtige blauwe Lac de Matemale, waar we een frisse duik namen. Weer terug in Mont Louis kan je een keuze maken, links- of rechtsom de Spaanse enclave Llivia (welke snuiter heeft toch ooit die grenzen zo raar bepaald?). Beide wegen zijn de moeite waard in dit Pyreneese decor. Maar ik denk dat ik de D618 leuker vond met de zonneoven in Odeillo en de Chaos van Targassonne. Eenmaal op de N20 konden we via Col de Puymorens (1920 m) en Pas de la Casa (2085 m) zo bergstaat Andorra binnenrijden. Dat deden we nog niet, want het was tijd voor een lunch/picknick. We probeerden te genieten van het uitgestrekte boomloze uitzicht, maar een hebberig paard, vond onze broodjes ook uitermate interessant en dat deed ons uiteindelijk de auto invluchten. Het was niet te doen om een hap te nemen, zonder achtervolgd te worden door dit brutale exemplaar. Zelfs in de auto zittend, bleef het paard ons nog gadeslaan door de voorruit!
In het zuidoosten van dit 66e departement loopt nog een kronkelweg door de bergen, de D115 van Le Boulou naar Prats-de-Mollo. Helaas ken ik deze nog niet, maar ik weet zeker dat je je hier ook kan laten verrassen door het landschap, plaatsjes als Céret, Amélie-les-Bains, Palalda en Prats-de-Mollo plus door de Gorges de la Fou en Col d´ Ares op de grens met Spanje. En er is nog zoveel meer te beleven in de Pyreneeën!